Ondanks onze westerse seculiere maatschappij blijven spiritualiteit en religiositeit nog voor een groot stuk taboe. Aangezien voor vele mensen religie heel belangrijk is, willen we hen niet kwetsen. Ook binnen psychotherapie in het algemeen, kinderpsychotherapie in het bijzonder, is dit een hete aardappel die men liever wil vermijden. Dat is jammer, omdat het blootleggen van de achterliggende mechanismen meer dan nuttig kan zijn in onze omgang met anderen. Ook werpen de mechanismen een ander licht op zo’n bekend voorwerp als de eigen knuffel van een kind. Een object dat zelfs binnen de kinderpsychotherapie weinig aandacht krijgt en veeleer als een ‘fait divers’ wordt afgedaan.Het is echter een waardevolle schat die aanwezig is, die een belangrijke plaats voor het kind inneemt en waarmee we aan de slag kunnen.
Spiritualiteit is de eigendom van ieder individueel mens. Aan hem of haar om te bepalen hoe dit in te vullen. Verbondenheid met religieuze figuren, met de natuur, met de medemens, enzovoort. Daarom moeten we dringend de taboes rond spiritualiteit en religiositeit doorbreken. Voor elkaar openstaan en respect hebben voor de persoonlijke invulling van de eigen spiritualiteit.
In dit boek gaan we op zoek naar de cruciale mechanismen (neuropsychologie, sociaalpsychologie) van spiritualiteit en religiositeit. Hierbij zullen we beide termen scherp moeten definiëren. Hierdoor zullen we vaststellen dat die achterliggende mechanismen veel breder toepasbaar zijn. In de literatuur is er voorts weinig beschikbaar omtrent zo’n bekend object als de knuffel. We moeten al terugkeren naar onder meer het baanbrekende werk van Donald Winnicott, die daarbij spreekt over een ‘transitioneel object’. In het licht van onze studie is een knuffel veel meer dan dat. Voor ons is het een spiritueel object, gelet op de functies die het voor kinderen uitoefent. Een aantal zaken gaan we daarbij integreren bij het werken met knuffels op de kinderpsychotherapeutische werkvloer.
In de wetenschappelijke literatuur zien we dat vele kinderen met hun onthullingen inzake mishandeling wachten tot ze volwassen zijn. Ondanks het feit dat onthulling in de kindertijd kan plaatsvinden, is uitstel een veel voorkomend fenomeen. Rapportering naar de autoriteiten toe, inclusief politie en hulpverleners, wordt veeleer als een uitzondering beschouwd dan als een stap in het onthullingsproces.
De mate waarin het slachtoffer wil vertellen, maar de onthulling uitstelt, had een voorspellende waarde inzake traumatische symptomatologie, eerder dan het vertellen op zich. Het verzwijgen is dus een kritische variabele of voorspeller van traumatische symptomatologie.
Er zijn slechts een beperkt aantal studies betreffende de ervaringen van kinderen en hun onthullingen in het hulpverleningstraject. Slechts een minderheid gaat over tot onthullingen tegenover hulpverleners. Die hebben blijkbaar een negatieve reputatie die afremmend werkt. Hulpverleners falen in het naar de kern gaan van de problematiek en in het stellen van de juiste vragen.
Professionelen die inzake mishandeling met kinderen werken, hebben een essentiële rol, zowel voorafgaand aan als na de onthulling. Als kinderen denken dat hun onthulling op een positieve reactie mag rekenen (geloofd worden, ondersteund worden, aandacht krijgen), kan hen dat aansporen om tot onthulling over te gaan en deze ook als positiever te zien.
Er zijn vele drempels te overwinnen vooraleer men kan melden. Een kindgerichte attitude is belangrijk, maar ook het beschikken over de juiste sociale vaardigheden om met kinderen en hun ouders over heikele onderwerpen te spreken. De attitude om kindermishandeling te kunnen, durven en willen zien is niet vanzelfsprekend. De eigen attitude ten aanzien van culturen, opvoedingsgewoonten, agressie, seksualiteit en privacy kan een blinde vlek vormen. In de opleidingen van diverse beroepsgroepen die met kinderen te maken hebben, is het onderwerp signalering nog maar spaarzaam aanwezig. Met name de training van sociale en communicatieve vaardigheden in verband met het bespreekbaar maken van kindermishandeling, staat nog in zijn kinderschoenen. Daarbij is er de cruciale plaats die onthullingen innemen en de noodzaak om deze zo te capteren dat hulpverleners kinderen een legale stem kunnen geven. De mate van vertrouwen die kinderen hierbij aan hulpverleners schenken is essentieel.